Spelen op glazen schalen is een eeuwenoude kunst. Zelfs in de oude beschavingen van Azië waren mensen gefascineerd door het geluid van zwaaiend glas; in de Middeleeuwen vermaakten minstrelen in Europa hun publiek. De verrillon (glasspel), die al in 1492 werd gedocumenteerd, werd vervangen door de glasharmonica die in 1760 door Benjamin Franklin werd uitgevonden. De eenvoudigere speelstijl moedigde de ontwikkeling van virtuoze literatuur aan, waaraan ook Mozart en Beethoven bijdroegen. Na deze bloeiperiode raakten de rustige tonen in de vergetelheid. Pas sinds het einde van de 20e eeuw brengen nieuw ontwikkelde glasinstrumenten de klanken van klassieke en hedendaagse glasmuziek terug in de concertzalen.
Clemens Hofinger wordt beschouwd als een van de weinige virtuozen op dit instrument. Zijn glasharp, die vandaag de dag nog te horen is, bestaat uit meer dan 50 glazen bekers in 31/2 octaven, elk mondgeblazen en speciaal voor het instrument op toon geslepen: Er is geen water nodig om te stemmen. Er zijn maar een paar glasinstrumenten van deze grootte en kwaliteit in de wereld.
Ondersteund door het gitaarduo Karin en Wolfgang Bargel creëert het programma heerlijke contrasten tussen de getokkelde noten van de gitaren en het altijd zachte geluid van de glasharp. Op het programma staan werken van Johann Sebastian Bach, Frederic Hand, James Bassi, Eric Satie, Sergei Rachmaninoff en Astor Piazzolla.