Kenners zijn het erover eens dat operette de geheime opperste discipline van het muziektheater is, omdat het wordt beschouwd als een sociaal-politieke spiegel van de maatschappij van zijn tijd. Na de operettesuccessen van Offenbach, die zichzelf tot vader van het genre maakte met zijn kleurrijke en fantasierijke werken, trok een ware vloedgolf van operettes door Europa. De operette droomde luidkeels van vrijheid en gelijkheid; verpakt in opzwepende muziek, gegarneerd met woordspelingen en dans. Tijdens de nazi-dictatuur werden de werken van Joodse librettisten en componisten als "ontaard" uit het theater geweerd. Toch slaagde de operette erin om als een vlinder uit haar cocon te komen en terug te keren naar glamour en pracht. Deze operette-revue bevat werken van Johann Strauss, Franz Lehár, Eduard Künneke, Franz von Suppè, Julius Fučík, Carl Millöcker en Emmerich Kálmán in de beproefde productie van het Staatstheater Detmold.